CategoryOR Trainingen

De achterban meer centraal in het OR-werk (deel 1)

Ondernemingsraadsleden (OR-leden) worden gekozen door de medewerkers in de organisatie, de collega’s van de OR-leden, de zogenaamde achterban. Als de OR na de verkiezingen in nauw contact met zijn achterban weet te blijven, worden beide daar beter van. De OR weet dan immers wat er leeft, wat vreugde geeft en wat zorgen baart. Daardoor kan de OR een betere schakel tussen bestuurder en achterban zijn en wordt de positie van de OR sterker. Op zijn beurt voelt de achterban zich gehoord door de OR.

Als adviseur/trainer merk ik dat een moderne OR steeds meer oog krijgt voor zijn achterban. OR-en zetten allerlei middelen in om het contact met de achterban te versterken. Het persoonlijk contact blijkt tot de hoogste tevredenheid bij de achterban te leiden.

De OR zoekt de achterban op
Met twee van de OR-en waar ik als adviseur/trainer voor werk heb ik recentelijk een succesvolle achterbanraadpleging meegemaakt.

De ene organisatie is dienstverlenend en heeft kantoren verspreid over het hele land. Er was een nieuw werkproces ingevoerd na een adviestraject, waarbij de OR een aantal kanttekeningen had geplaatst. De OR had met de bestuurder afgesproken zelf een achterbanraadpleging te zullen houden na de implementatie. Medezeggenschappers zijn in duo’s naar kantoren gegaan en hebben met groepen van medewerkers en daarnaast met managers gesproken. In totaal hebben een kleine 200 mensen meegedaan. Uit de gesprekken kwamen zowel zaken naar voren die goed lopen als zaken die beter kunnen. De OR heeft een geanonimiseerd rapport van de achterbanraadpleging gemaakt. Dit wordt gedeeld met de organisatie en besproken met de bestuurder. Respondenten kunnen zo ook het verhaal van hun collega’s lezen. Het uiteindelijke doel is om verbeteringen door te voeren.

De andere organisatie is een productielocatie met een Sales & Marketing afdeling, onderdeel van een multinationale onderneming. De medewerkerstevredenheid scoort bijzonder laag. Een eerder ingezet verbeteringsprogramma heeft niet gewerkt. Er lijkt iets aan de hand te zijn met het vertrouwen van medewerkers in het management. De OR gaat nu in duo’s met alle 400 medewerkers praten. Dit gebeurt per afdeling, waarbij afzonderlijk met managers en medewerkers wordt gesproken. De OR rapporteert de bevindingen geanonimiseerd aan achterban en bestuurder en bespreekt de gewenste verbeteringen met de bestuurder.

In beide gevallen speelt de OR een belangrijke rol om als verbindende schakel tussen bestuurder en achterban mee te werken aan het realiseren van verbeteringen in de organisatie. Medewerkers stellen de persoonlijke aandacht van de OR ook erg op prijs, omdat zij zich gehoord weten.

Het doel
Een achterbanraadpleging is niet altijd het beste communicatiemiddel om in te zetten. De OR bedenkt telkens eerst wat hij met de communicatie met de achterban wil bereiken, het doel.

Voor verschillende doelen worden vervolgens de daarbij passende middelen ingezet:
• Bij het raadplegen van de achterban is de OR aan het luisteren. De OR haalt op wat er onder de medewerkers leeft. Het doel is vaak om inzicht te krijgen en daaraan vervolgens acties te verbinden. Bijvoorbeeld nagaan of nieuw werkplekken voldoen.
• Bij het overbrengen van zijn mening en daar een reactie op zoeken, laat de OR tweerichtingsverkeer toe. Bijvoorbeeld als de OR de OR-verkiezingen een paar maanden wil uitstellen, omdat er een fusie of reorganisatie aankomt.
• Bij het zoeken van de dialoog met de achterban, wil de OR tweerichtingsverkeer bereiken. Bijvoorbeeld een dialoog over de speerpunten van de OR voor het komend jaar of voor de nieuwe zittingsperiode.
• Bij het mobiliseren van de achterban zoekt de OR steun. De nadruk ligt op het overhalen, het beïnvloeden van mensen. Bijvoorbeeld steun zoeken voor een OR-standpunt dat moeilijk bij de bestuurder ligt, zoals meer flexwerken.
• Bij het informeren van de achterban, is de OR aan het zenden. De OR presenteert feiten en laat de meningsvorming bij de medewerkers. Bijvoorbeeld de publicatie van de opkomst en de uitslag van de OR-verkiezingen.

Conclusie
Een OR die het contact met zijn achterban goed weet te onderhouden, maakt steeds een afweging over welke communicatiemiddelen het best bij het desbetreffende doel passen. Soms is een achterbanraadpleging het geijkte middel. Het kost best veel tijd, maar levert zowel de medewerkers als de OR ook enorm veel op.

Uit onderzoek is gebleken dat mensen vooral het persoonlijk contact met OR-leden waarderen. Als dit mogelijk is en bij het doel past, zoek dat dan vooral op!

Een goed contact met de achterban leidt tot meer inzicht over wat er speelt en wat dat voor medewerkers betekent en versterkt bovendien de positie van de OR in de organisatie.

Dit is het eerste van twee delen over de achterban meer centraal in het OR-werk. Het tweede deel is later dit jaar gepland.

Marijke Smit

marijkesmit@wvo-vanwaarde.nl en 06 – 536 10 344

De OR gaat de dialoog over strategie graag aan

Wat is ons bestaansrecht? Hoe zijn we hier gekomen, waar staan we nu en waar gaan we heen? Hoe gaan we dat doen en wat betekent dat voor onze organisatie en medewerkers? Dat zijn de essentiële vragen voor een organisatie. Daar wil de OR graag over meedenken en meepraten. Maar hoe doe je dat op een goede en prettige manier? Zonder als een bemoeial, lastpak of –erger nog- de tegenpartij te worden gezien, maar juist als een constructieve gesprekspartner met verfrissende ideeën en standpunten.

Een bestuurder die openstaat voor de dialoog

Soms word je positief verrast door een nieuwe bestuurder. Dat was twee weken geleden nog het geval. Een nieuwe bestuurder kwam kennis maken met een OR tijdens een training die ik verzorgde. Hij begon spontaan over het belang van artikel 24 overlegvergaderingen, die over de algemene gang van zaken in de onderneming gaan! (Zie ook mijn eerdere blog: Invloed door artikel 24 van de Wet op de ondernemingsraden).

Deze bestuurder zoekt dus duidelijk de dialoog met zijn OR. En de OR gaat deze natuurlijk van harte aan. Zowel tijdens formele als informele momenten.

Voorbereiding van de artikel 24 OV

Een goede voorbereiding van een artikel 24 overlegvergadering van beide kanten is natuurlijk van belang. De bestuurder doet dat door onder meer financiële en sociale informatie te verschaffen plus eenmaal per jaar informatie over de beloningsverhoudingen (bij ondernemingen met tenminste 100 medewerkers). Bovendien verstrekt hij informatie over advies- en/of instemmingsaanvragen die hij in voorbereiding heeft. De bestuurder en de OR maken afspraken over wanneer en hoe de OR hierbij worden betrokken.

De OR bereidt zich voor door een soort ‘State of the Union’, een stand van zaken, vanuit zijn eigen perspectief te maken. Dat kan bijvoorbeeld goed door een SWOT-analyse te maken, een beeld van de sterke en zwakke punten van de eigen organisatie en van de kansen en bedreigingen in de omgeving van de organisatie. Vanzelfsprekend gezien vanuit de OR, bij voorkeur mede op basis van raadpleging van collega’s. De verschillende beleidsterreinen worden daardoor afgedekt. Het is verstandig om je daarbij tot de hoofdpunten te beperken en sprekende voorbeelden achter de hand te hebben. Uit een SWOT-analyse komen verbeterpunten voort die met de bestuurder kunnen worden besproken.

Daarnaast bereidt de OR zich voor door de voornaamste informatie van  de bestuurder te bestuderen en daar zowel individueel als collectief een mening over te vormen.

Als bestuurder en OR ervoor openstaan dan is het  expliciet agenderen en voorbereiden van de bespreking van de hoofdlijnen van de arbeidsomstandigheden voor deze overlegvergadering ook heel wenselijk en nuttig.

De OR kan het woordvoerderschap over de onderwerpen over verschillende leden verdelen. Leden die zich goed hebben voorbereid op hun eigen onderwerp. Zo laat de OR zich als krachtig team zien.

De dialoog daadwerkelijk voeren

Kenmerkend voor een goede dialoog over de strategie is dat er niet alleen wordt gesproken, maar vooral ook dat er goed naar elkaar wordt geluisterd. Niet alleen je eigen punten naar voren brengen, maar ook ingaan op die van de ander. Niet in een rap tempo de agenda afraffelen, maar ook stiltes laten vallen, zelf nadenken en de ander de kans geven na te denken en te reageren. Zo kan de OR zijn invloed op de strategie van de onderneming en de gevolgen daarvan voor de organisatie en medewerkers op een natuurlijke wijze vormgeven.

Een prima werkende methode hierbij is die van Luisteren – Samenvatten – Doorvragen (LSD). Luisteren is een werkwoord, een activiteit en daarom is hierbij een actieve houding geboden. Gebruik in de samenvatting zoveel mogelijk de woorden die de ander ook heeft geuit, want dat geeft herkenning – de ander voelt zich gehoord en begrepen. Het doorvragen zorgt voor meer begrip en verdieping. Deze methode is goed aan te leren door er vaak mee te oefenen, er een soort tweede natuur van proberen te maken. Door deze methode wordt de strategie duidelijker voor de OR en kan deze er zelf ook beter naar de collega’s over communiceren.

Afronden van de dialoog over strategie

De dialoog over strategie vraagt om een afronding in de artikel 24 overlegvergadering en vrijwel altijd ook om vervolgafspraken. Die worden aan het eind gemaakt en genotuleerd.

Een prettig model is de reeks spreken – bespreken – afspreken – aanspreken. Tijdens de vergadering spreken zowel de bestuurder als de OR, ze bespreken onderwerpen met elkaar en ze spreken af hoe ze daar gezamenlijk mee verdergaan. Na de vergadering kunnen ze elkaar aanspreken op de gemaakte afspraken. Als bestuurder en OR van tevoren met elkaar afstemmen dat ze volgens dit model willen werken, is er voor iedereen duidelijkheid en gaat het aanspreken op een later moment vanzelfsprekend en leidt dit niet tot irritatie. Op deze wijze worden OR en bestuurder partners ten aanzien van de strategie.

Conclusie

Een dialoog over strategie met elkaar voeren tijdens een artikel 24 overlegvergadering, is zowel voor de bestuurder als de OR plezierig, verhelderend en verdiepend. Beide zullen zowel advies- en instemmingsaanvragen als initiatiefvoorstellen die later volgen beter kunnen plaatsen. Het raamwerk is er dan immers al. Een goede dialoog levert zeker ook een positieve bijdrage aan de relatie tussen OR en bestuurder. En daar kunnen de mooiste dingen uit voortkomen!

Marijke Smit

marijkesmit@wvo-vanwaarde.nl en 06 – 536 10 344

Benut je sterke punten!

5 jaar geleden begonnen Herman, Michaël en ik met Waarde voor Organisaties. Het loopt uitstekend, maar soms doen we een beetje dom. Bijvoorbeeld afspreken om regelmatig een blog te posten, maar er vervolgens meer dan een jaar niet aan toe te komen!

Sterke punten
Om je sterke punten te kunnen benutten, moet je die natuurlijk eerst vinden. We hadden natuurlijk al wel ideeën over onze sterke en zwakkere punten, maar wilden die toch ook eens gestructureerd op een rijtje zetten. Daar zijn veel methoden voor, zoals DISC, Insights en StrengthsFinder. Modellen die kenmerken van de persoon weergeven en die uitdrukken in kleuren. Modellen die vooral iets zeggen over mensen, maar ook kunnen worden benut voor teams.
We kozen voor StrengthsFinder, een Amerikaans instrument, dat uitgaat van 34 sterktes. Dat is een beetje veel om te onthouden, maar je kunt ook gewoon naar je top 5 kijken. Je top 5 geeft aan hoe je in de praktijk omgaat met vraagstukken. Het instrument gaat ervan uit dat het benutten van je sterke punten het meeste succes en plezier oplevert.
Yvonne Jordan, gecertificeerd in StrengthsFinder, begeleidde ons. We vulden een vragenlijst in, ontvingen de resultaten en bespraken die 1 op 1 en als team met haar.

Sterke punten per persoon ontdekken
Mijn persoonlijke top 5 is: leergierig, prestatiegericht, strategisch, maximalisering (het beste eruit halen) en ideeënvorming. Dat zijn 3 scores op rood = strategisch denken (leergierig, strategisch en ideeën), 1 op paars = uitvoering (prestatiegericht) en 1 op geel = beïnvloeden (maximaliseren). Dat herken ik goed: ik leer graag en zet mijn kennis strategisch in om goede prestaties te leveren, waarbij ik een breed scala van oplossingsrichtingen zie.
De top 5 van Herman is: aanpassingsvermogen (blauw = relaties opbouwen), positiviteit (blauw), strategisch (rood), organisatievermogen (paars) en WOO (geel). WOO betekent het vermogen to Win Others Over, onvertaalbaar, maar zoiets als nieuwe mensen voor zich innemen. Dat klopt ook prima: Herman heeft een positieve uitstraling, past zich makkelijk aan in groepen en is geliefd bij veel mensen.
En de top 5 van Michaël is: strategisch (rood), individualisering (blauw), ideeënvorming (rood), competitie (geel) en empathie (blauw). Ook dit is herkenbaar: Michaël denkt strategisch, heeft veel ideeën en richt zich met veel inlevingsvermogen in eerste instantie meer op mensen en dan op de groep.

Sterke punten in ons team
Uitgaande van alle 34 sterke punten is ons teamprofiel: strategisch (rood), ideeënvorming (rood), prestatiegericht (paars), maximalisering (geel) en actiegericht (geel). Dit zijn dus de sterktes die wij inzetten in ons eigen team en richting klanten: het geheel overzien en er samen het beste uithalen. Niet alleen de theorie, maar zeker ook de praktijk.

In schema ziet dat er als volgt uit:

Marij-ke Her-man Mi-chaël WvO Thema
Strategisch 3 3 1 1 Strategisch denken
Ideeënvorming 5 3 2 Strategisch denken
Prestatiegericht 2 3 Uitvoering
Maximalisering 4 4 Beïnvloeden
Actiegericht 5 Beïnvloeden
Leergierig 1 Strategisch denken
Aanpassings-

vermogen

1 Relaties opbouwen
Positiviteit 2 Relaties opbouwen
Organisatie-

Vermogen

4 Uitvoering
WOO 5 Relaties opbouwen
Individualisering 2 Relaties opbouwen
Competitie 4 Beïnvloeden
Empathie 5 Relaties opbouwen

De sterke punten van OR-leden en van de OR
In trainingen gaan we graag met de OR op zoek naar de sterke punten van OR-leden en van het OR-team. Dat kan op verschillende manieren. Eén van die manieren is StrengthsFinder. We kunnen overigens ook met de resultaten van Insights en DISC werken.
Wellicht willen jullie ook eens met StrengthsFinder aan de slag. Wij kunnen jullie dit in samenwerking met Yvonne Jordan aanbieden. Dit instrument biedt een ander perspectief op het inzetten van ieders talenten in de OR.
De OR kan bij het onderling verdelen van taken beter rekening houden met elkaars sterke punten. Als je die zoveel mogelijk kunt inzetten, dan is het werk immers het leukst en komt er het meeste uit!
Conclusie
Uit onze sterke punten blijkt dat we strategisch denken, van ideeën houden, prestaties willen leveren, het beste uit onszelf willen halen en actiegericht zijn. Dat zou de komende tijd tot meer blogs kunnen leiden of zien we daar het belang soms niet van in?

Marijke Smit
marijkesmit@wvo-vanwaarde.nl en 06 – 536 10 344

OR-alert! Fiscale kader rond pensioenen wijzigt per 1 januari 2018

Pensioen is uitgesteld loon, dus alles wat er op dit gebied verandert raakt rechtstreeks de portemonnee van de medewerkers. De OR heeft een belangrijke rol bij pensioenen gekregen en daarmee ook een zware verantwoordelijkheid als belangenbehartiger van de medewerkers.

Compensatie bij verslechtering van pensioen realiseren

Recentelijk hebben we een OR begeleid die een instemmingsaanvraag over wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2018 behandelde. De instemmingsaanvraag werd ingediend, omdat het fiscale kader op die datum verandert; de pensioenrichtleeftijd voor nieuwe pensioenopbouw gaat naar 68 jaar.

De ondernemer wilde de pensioendatum voor de vanaf 1 januari 2018 op te bouwen aanspraken verhogen van 67 naar 68 jaar en stelde dat er verder niets wijzigde. We ontdekten dat er sprake is van een verlaging van de pensioenuitkering voor de medewerkers en dat de pensioenkosten met 5% dalen. Als er niets wordt afgesproken, komt dit voordeel van lagere pensioenkosten ten goede aan de werkgever en blijven de medewerkers met de lagere pensioenuitkering zitten. De OR vraagt echter om compensatie van de verslechtering voor de medewerkers.

De rol van de OR bij pensioenen

De OR heeft instemmingsrecht (artikel 27, eerste lid, sub a en artikel 27, lid 7 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR)) bij elk voorgenomen besluit van de ondernemer tot vaststelling, wijziging of intrekking van een regeling met betrekking tot een pensioenovereenkomst. Hierbij moet zowel worden gedacht aan de pensioenovereenkomst (pensioenreglement en startbrief) zelf als aan bepalingen uit de uitvoeringsovereenkomst (de overeenkomst tussen werkgever en pensioenuitvoerder, waarbij de OR geen partij is). Bepalingen in de uitvoeringsovereenkomst waarop het instemmingsrecht wel van toepassing moet worden geacht, zijn bijvoorbeeld indexatie, ruilfactoren en vervroegingsfactoren.

Sinds 2016 is het instemmingsrecht van de OR uitgebreid (artikel 27, lid 7). Het gaat sindsdien ook om regelingen hoe de verschuldigde premie wordt vastgesteld, de maatstaven voor toeslagverlening en de keuze en de voorwaarden voor onderbrenging bij een pensioenuitvoerder, pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar in het buitenland.

Let wel op: als het pensioen geheel geregeld is in de cao tussen werkgevers en werknemers, dan gaat de cao voor en heeft de OR dus geen instemmingsrecht. Ook bij verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds is het instemmingsrecht niet van toepassing (art 27, lid 3).

Conclusie

Wees als OR alert op wijzigingen ten aanzien van de pensioenen. Dergelijke wijzigingen raken immers rechtstreeks de portemonnee van de medewerkers. Schakel tijdig een adviseur van Waarde voor Organisaties in. Wij werken op pensioengebied samen met een gerenommeerde actuaris, die deskundige en eerlijke adviezen geeft. Adviezen die wij samen met de OR omzetten in een werkbare reactie naar de ondernemer.

 

Marijke Smit

marijkesmit@wvo-vanwaarde.nl en 06 – 536 10 344

 

 

Invloed door artikel 24 van de Wet op de ondernemingsraden!

De Wet op de ondernemingsraden (WOR) bestaat al heel lang, maar helaas worden niet alle mogelijkheden optimaal benut. Vooral de artikel 24 overlegvergaderingen zijn in sommige organisaties te weinig bekend. Jammer, want de benutting daarvan zou heel wat advies- en instemmingstrajecten soepeler laten verlopen! Ondernemingsraden (OR-en) zouden dan tijdiger bij belangrijke besluiten betrokken zijn. Een recente uitspraak van de rechter onderstreept de noodzaak hiervan.

Inhoud artikel 24

Artikel 24 is niet het prettigst leesbare -maar wel een heel cruciaal- artikel van de WOR. Hierin wordt namelijk bepaalt dat tenminste tweemaal per jaar in de overlegvergadering de algemene gang van zaken van de onderneming wordt besproken. Dit betreft zowel financiële als sociale informatie, terugkijkend en vooruitkijkend.

Tevens doet de ondernemer in dit kader mededeling over besluiten die hij in voorbereiding heeft ten aanzien van het advies- en instemmingsrecht. Daarbij worden afspraken gemaakt wanneer en op welke wijze de OR in de besluitvorming wordt betrokken. Dit betekent dus dat de OR al voordat er een formeel voorgenomen besluit is, moet worden betrokken. En laat dat nu juist het moment zijn waarop de invloed van de OR het grootst is!

Bovendien is er op deze overlegvergaderingen verschijnplicht van ‘de baas van de baas’ (hogere directie of commissaris). Hierdoor krijgen de artikel 24 overlegvergaderingen meer gewicht dan gewone overlegvergaderingen.

Uitspraak rechter

Op 17 november 2016 heeft de Ondernemingskamer (OK) besloten dat Nalco Netherlands BV bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om de Research Development & Engineering (RD&E) facility in Delden te sluiten en werkzaamheden naar zustervestigingen in het buitenland te verplaatsen. De OK heeft de sluiting daarom verboden.

Belangrijk in de Nalco-zaak is dat de OR heeft aangetoond dat artikel 24 niet is nageleefd. De OR is daarom te laat geïnformeerd over de voorbereiding van dit belangrijke besluit. De OR is daardoor niet in staat gesteld al invloed uit te oefenen voordat het voorgenomen besluit ter advisering werd voorgelegd.

De OK stelt dat van Nalco gevergd had kunnen worden de OR in een eerder stadium bij de besluitvorming te betrekken: “Niet het moment waarop de sluiting als business case was uitgewerkt, maar het moment waarop die richting zich als een voldoende reële optie aftekende, was het moment geweest voor een overleg als bedoeld in artikel 24 lid 1 WOR, althans voor een informeel overleg over de inrichting van het adviestraject.”

Conclusie

Het is voor zowel OR-en als ondernemers / bestuurders van belang samen meer werk te maken van artikel 24 overlegvergaderingen om zo medezeggenschap wezenlijk vorm en inhoud te geven.

Plan de artikel 24 overlegvergaderingen voor het hele jaar in. Laat de tijdstippen samenvallen met de beschikbaarheid van de financiële cijfers en nodig tijdig ‘de baas van de baas’ uit. Zorg dat de in voorbereiding zijnde besluiten op het gebied van advies- en instemmingsrecht goed worden besproken en houd daarbij de Nalco-uitspraak in gedachten.

Marijke Smit

marijkesmit@wvo-vanwaarde.nl

06 – 536 10 344

Samenwerking van medezeggenschap in één concern

In veel concerns is zowel de zeggenschap als de medezeggenschap in een aantal lagen verdeeld. Zoals bestuurders onderling tussen de lagen afstemmen, verwacht je dat medezeggenschapsorganen dat ook zouden doen. De praktijk is echter vaak weerbarstiger. Ik vind dat de medezeggenschap sterker wordt door bewust de onderlinge samenwerking te zoeken.

Medezeggenschapstructuur: van complex naar eenvoudig?

Hoe complexer concerns in elkaar steken, des te ingewikkelder is meestal ook de medezeggenschapsstructuur. Ik kom concerns met vele medezeggenschapslagen en -organen tegen, bijvoorbeeld met ondernemingsraden (ORen), Groepsondernemingsraden (GORen), een Centrale Ondernemingsraad (COR), Onderdeelcommissies (OC’s) en personeelsvertegenwoordigingen (pvt’s), naast een Europese Ondernemingsraad (EOR) en collega-ORen in het buitenland. Soms zijn er dan ook nog varianten als een Tijdelijke Ondernemingsraad (TOR), een Divisie Ondernemingsraad (DOR) en een Gemeenschappelijke Ondernemingsraad (Gem.OR).

Een voordeel van veel lagen is dat de medezeggenschap de zeggenschap op de voet volgt en spiegelt: “ Elke directeur verdient zijn eigen medezeggenschapsorgaan”.

Een groot risico van een structuur met veel lagen is dat medezeggenschappers van elkaar niet meer weten waarmee ze bezig zijn. Zo dreigen sommige onderwerpen nergens of juist dubbel te worden opgepakt. Ook zien medewerkers door alle bomen het bos niet meer: welk medezeggenschapsorgaan vertegenwoordigt nu welke belangen?

Als de zeggenschapsstructuur het toelaat, verdient een eenvoudige medezeggenschapsstructuur verreweg de voorkeur. Overlap wordt dan eerder voorkomen, afstemming is vlotter te realiseren en medezeggenschap wordt voor iedereen herkenbaarder. Medezeggenschappers kennen elkaar eerder en weten elkaar beter te vinden.

Ik besef dat dit misschien wel makkelijker is gezegd dan gedaan. Bij veel concerns worden immers juist ingewikkelde matrixorganisaties ingevoerd, waardoor business lijnen en functionele lijnen (HR, Finance, Inkoop, enz.) elkaar kruisen en de zeggenschap soms in het buitenland wordt belegd. Daar past eigenlijk nauwelijks een adequate medezeggenschapsstructuur bij.

De noodzaak van samenwerking

Ik kom als adviseur soms “verweesde” medezeggenschapsorganen tegen. Meestal zijn dit ORen die wel weten dat zij onderdeel uitmaken van een groter geheel en misschien zelfs een afgevaardigde naar een GOR of COR hebben, maar die toch vrij geïsoleerd met hun eigen onderwerpen aan de slag gaan. Zij zouden ontzettend kunnen profiteren van de kennis en kwaliteit elders in de medezeggenschap. Bij bijvoorbeeld een reorganisatie hoeven zij het wiel zelf niet opnieuw uit te vinden als zij gebruik maken van ervaren collega-medezeggenschappers. Misschien zou elk concern wel een expertisegroepje moeten hebben dat als vraagbaak kan dienen en zich daarmee ook profileert. Een dergelijk expertisegroepje zou zich kunnen laten begeleiden en adviseren door externe deskundigen.

Als ik met COR-leden spreek, valt het mij vaak op dat zij goed weten wat er in de COR en hun eigen OR speelt, maar niet of nauwelijks wat er onder andere medezeggenschapsorganen in het concern leeft. Voor een COR is het dan lastig om goed gefundeerde adviezen of instemmingen te geven die van gemeenschappelijk belang zijn en effect hebben op veel -of zelfs alle- medewerkers van het concern (in Nederland)..

Het ideale model: nauwe samenwerking

Gelukkig zie ik dat het ideale model ook regelmatig in de praktijk wordt gebracht. Dan wordt er bijvoorbeeld een advies- of instemmingsaanvraag bij de COR ingediend en stelt deze meteen een werkgroep met medezeggenschappers (en soms ook andere medewerkers) uit de verschillende delen van de organisatie samen om een préadvies op te stellen. Hierdoor wordt kennis en ervaring van betrokkenen direct in de overwegingen meegenomen. De kwaliteit van de adviezen en instemmingen stijgt hierdoor, evenals het draagvlak voor besluiten.

Een mooi voorbeeld is een instemmingsaanvraag over een landelijk werkende arbodienst die door de bestuurder bij de COR wordt ingediend. Eerder was er per OR ooit instemming gegeven voor een arbodienst voor het eigen bedrijf. Nu is er een gemeenschappelijk belang en komen de per bedrijf gemaakte afspraken te vervallen. Dat betekent dat de bevoegdheden ook bij de COR liggen. Aangezien de ORen over dit onderwerp ooit gedachten hebben gehad en die hebben neergelegd in hun instemming, doet de COR er verstandig aan om de inbreng van de ORen actief op te zoeken. De COR hoeft hun standpunten niet over te nemen, maar kan er wel terdege rekening mee houden.

Ik ben ervan overtuigd dat nauwe samenwerking tussen medezeggenschapsorganen betere resultaten oplevert. Als je hier voorbeelden van hebt (of andere opmerkingen), dan zou ik graag een reactie van je ontvangen!

 

Marijke Smit

marijkesmit@wvo-vanwaarde.nl

06 – 536 10 344

Zeg hebben jullie al eens met de bedrijfsarts gesproken

“Zeg hebben jullie al eens met de bedrijfsarts gesproken? “

 

Ik vind dat geen gekke vraag om te stellen aan een ondernemingsraad die zich net buigt over de ziekteverzuimcijfers van de afgelopen periode.  HRM levert iedere maand een uitdraai van alle cijfers: bezetting, overuren, in- en uitstroom en verzuim. De ondernemingsraad vindt het lastig om inzicht te krijgen in de aard en omvang van het verzuim. Meestal worden  de gegevens even doorgelopen, maar ja, iedere maand al die cijfers telkens weer: het is wat verwarrend. Toch is de OR blij dat ze aangeleverd worden!   En ook dat is waar, maar als we kritisch kijken -en dat moet een ondernemingsraad- wordt dan geleverd wat er geleverd zou moeten worden?  Dus nogmaals mijn vraag: “Hebben jullie al eens met de bedrijfsarts gesproken. ”

 “Tsja euh, we hebben hem een keer een uitnodiging gestuurd, maar toen kon hij niet en daarna euh  ehm  is-ie vertrokken naar …. Hoe dan ook nu zit er een nieuwe, een vrouw,  geloof ik.”

“Dat is ook wat”, zeg ik, “er is dus iemand actief die als deskundige preventief en curatief de zorg heeft voor gezond en veilig werken binnen jullie bedrijf en die kennen jullie niet .”  Dit is helaas geen uitzondering, want bij veel van mijn klanten komt de bedrijfsarts niet aan tafel.  Er zijn verschillende redenen voor:

  • de agenda zit te vol,
  • de kosten (want ook dat gesprek kost geld) zijn niet opgenomen in het contract,
  • (valse) bescheidenheid (die man/vrouw is al zo druk…)
  • vertrouwelijkheid (je mag niks bespreken),
  • geen gespreksagenda: ‘waar moeten we het eigenlijk over hebben’ of
  • ‘we krijgen al een rapportage…’.

Dat is niet okay, want als er iemand is die inzicht kan geven in de aard en onderliggende oorzaken van verzuim dan is dat de bedrijfsarts!  De ondernemingsraad heeft een grote verantwoordelijkheid als het gaat om veilig en gezond werken.  Als de ondernemingsraad inzicht heeft in oorzaken, kan de OR deze goed onderbouwd aan de orde stellen. Denk daarbij aan werklast en werkdruk, preventie van individuele ziektelast, het niet functioneren van (ICT-) systemen, de noodzaak voor agressietrainingen enzovoorts…

De organisatie van bedrijfsartsen (NVAB) heeft in haar gedragsregels opgenomen dat er onbelemmerd contact moet kunnen zijn tussen werknemerscollectief en bedrijfsarts.  Dus al die eerdere  bezwaren tellen niet.

Gebruik de bedrijfsarts als kennispartner

Uit eigen ervaring weet ik dat bedrijfsartsen (ook maar mensen) onder behoorlijke druk staan om productie (dus veel spreekuurcontacten en interventiegesprekken) te maken. Maar ja, het is geen excuus voor de ondernemingsraad om het – op zijn minst – jaarlijkse gesprek  met de bedrijfsarts niet te voeren! Dus wat is de praktijk en hoe gaan we daar iets aan doen. Dat is de reden waarom ik samen met Ernst Jurgens, KLM-bedrijfsarts,  op het VGWM jaarcongres van 31 maart 2016 een workshop  verzorg over de manier waarop OR en bedrijfsarts effectief samen kunnen werken.

http://www.porcongressen.nl/vgwm16/workshops.html/#2.12

 

Geheimhouding? Vaak helemaal niet nodig!

Bestuurders leggen behoorlijk vaak geheimhouding aan hun ondernemingsraad (OR) op. Bijvoorbeeld bij een adviesaanvraag over een reorganisatie, waarbij mensen boventallig worden. Hét argument voor geheimhouding bij uitstek is: “ Anders ontstaat er onrust in de organisatie”. De OR accepteert de geheimhouding meestal vanuit de gedachte dat het niet anders kan. Maar vaak is geheimhouding helemaal niet nodig! De OR kan de aanval op onterechte geheimhouding inzetten.

Consequenties voor OR-leden

OR-leden aan wie geheimhouding bij een reorganisatie is opgelegd, vinden dat hinderlijk omdat ze de kwestie dan niet van alle kanten en met alle betrokkenen kunnen bespreken en bekijken. Ze missen daardoor essentiële inbreng. Hun advies komt minder zorgvuldig tot stand en is vaak minder van kwaliteit. In feite worden OR-leden door de geheimhouding belemmerd in hun functioneren en kunnen ze hun werk niet optimaal doen. Daar hebben zij last van, de bij de reorganisatie betrokken managers en medewerkers én de onderneming waarvoor de OR ooit is ingesteld.

Op meer persoonlijk vlak hebben OR-leden vaak nog meer last van opgelegde geheimhouding. Het is niet prettig als je je collega’s niet kunt vertellen wat er speelt en waar je over aan het nadenken en vergaderen bent. Het is extra belastend als je als OR-lid informatie over een collega hebt, bijvoorbeeld dat hij zijn baan gaat verliezen, terwijl de betrokkene daarvan nog niet op de hoogte is gesteld. Bijvoorbeeld als het OR-lid in de kantine in gesprek met zo’n collega raakt of van hem hoort dat hij van plan is een huis te kopen dichtbij het werk.

 Commissie Bevordering Medezeggenschap

De Commissie Bevordering Medezeggenschap (CBM) van de Sociaal-Economische Raad (SER) heeft onlangs een brochure over geheimhouding uitgebracht (www.ser.nl). Daarin staan 6 aanbevelingen, waaronder:

Zodra het voorgenomen besluit voldoende duidelijk is, is ‘ angst voor onrust’  op zichzelf onvoldoende argument voor geheimhouding, zeker indien de gevolgen voor werknemers aanzienlijk zijn (werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden). Het tijdig delen van informatie kan onrust dan juist vaak voorkomen.

De CBM pleit voor het terughoudend gebruik maken van geheimhouding en:

De bestuurder dient bij het opleggen van geheimhouding altijd een afweging te maken tussen de (mogelijk) schadelijke gevolgen bij openbaarmaking van de informatie en het besef dat het transparant en tijdig delen van informatie aan de medewerkers het besluitvormingsproces vooruithelpt en onrust voorkomt.

Vanzelfsprekend ontkom je soms niet aan het opleggen van geheimhouding, bijvoorbeeld ten aanzien van beursgevoelige onderwerpen. De CBM stelt dat een OR zich moet realiseren dat geheimhouding soms nodig is en bij zijn positie hoort. Wel moet het opleggen van geheimhouding altijd goed uitlegbaar is.

Initiatiefvoorstel

Onlangs heb ik samen met een Ondernemingsraad een initiatiefvoorstel opgesteld om het onnodig opleggen van geheimhouding terug te dringen, zodat de OR in staat is om zijn wettelijke taak om de medewerkers te vertegenwoordigen en hen daarvoor te kunnen raadplegen adequaat te vervullen.

Het met elkaar het gesprek aangaan over de zin en onzin van geheimhouding vind ik  constructiever dan aan de kantonrechter te verzoeken de geheimhouding op te heffen op de grond dat de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het opleggen van geheimhouding had kunnen besluiten (WOR, artikel 20, lid 7).

Ik ben benieuwd of meer Ondernemingsraden het idee hebben dat geheimhouding vaak onterecht wordt opgelegd en iets voelen voor een initiatiefvoorstel om het gesprek met de bestuurder hierover aan te gaan?

 

Marijke Smit

Leiderschap van trainers

Het leiderschap van trainers

Regelmatig spreek ik met klanten over het functioneren van hun voorzitters, directeuren, CEO’s, hopmannen en hoe ze nog meer mogen heten.  Het gaat in alle gevallen over leiders en leiderschap en dan vaak over het gebrek aan leiderschap. Nu is meehuilen met de wolven in het bos een sociale gewoonte en veelal het makkelijkst maar – ook al heb ik graag dat IEDEREEN mij aardig vindt – daar ben ik niet zo van.  Ik vraag me vaak af hoe mijn klanten denken over het leiderschap van hun trainers en adviseurs…..moeten die eigenlijk wel leiden?

Je eigen leider

Onlangs las ik in het kader van mijn opleiding over mijn eigen leiderschap een stevige pil van Manfred Kets de Vries ‘Leiderschap ontraadseld’. Manfred is een echte Nederlandse goeroe met tientallen jaren ervaring als begeleider en coach van leidinggevenden in de top van het politieke en internationaal-zakelijke bestel.  We mogen hem niet allemaal Manfred noemen maar ‘t staat wel op zijn boek en ik lees ‘t dus dan mag ‘t.

Effectief leiderschap

In zijn boek schrijft hij over leiderschapsstijlen, de schaduwkanten van leiderschap en over falende en  succesvolle leiders. Of het een goed boek is laat ik in het midden; ik denk dat hij vooral een begenadigd verteller en spreker is. Het is in ieder geval een sterk boek:  er staat heel veel in en hij eindigt hoopgevend met het H4-model voor effectief leiderschap.

  1. Hoop staat voor een leider die perspectief en toekomst schetst waar je op kan koersen;
  2. Humaniteit: leiders die menselijk blijven en anderen aanmoedigen en waarderen;
  3. Humiliteit (bescheidenheid) betekent dat de leider ten dienste staat van zijn medewerkers. Zo een leider begrijpt dat vernieuwing, verandering en verbetering het resultaat zijn een gezamenlijke inspanning;
  4. Humor houdt in dat de leider zichzelf weet te relativeren en met plezier wil werken.

Kijk om je heen

Ik ben benieuwd of je als lezer deze eigenschappen herkent in je trainer en adviseur. Op wat voor manier gaat hij of zij om met vraagstukken en welke gedrag zie of ervaar je? Je kunt het ook in je directe werkomgeving zien en toepassen op je manager, je voorzitter van de ondernemingsraad, je directeur  maar vooral bij jezelf. Het is heel eenvoudig om te ontdekken. Stel gewoon een open en onderzoekende vraag bij elke H.

Zelfonderzoek

Als ik het op mijzelf toepas, ontdek ik dat ik over genoeg gevoel voor humor beschik, me in training graag richt op wat de leden van de ondernemingsraad samen (willen) bereiken en de ondernemingsraad vooral  aanmoedig en waardeer, maar dat ik op perspectief en toekomstvisie nog wel wat verder kan.  Ons inzicht in de werkprocessen van medezeggenschap, de manier waarop je succesvol kan zijn en mijn overtuiging over hoe je in de relatie tot je bedrijf en bestuurder staat dat mag wel steviger worden neergezet.  Ik laat het soms wat te makkelijk waaien…..Misschien moet ik ook duidelijker aangeven wat ik er van vind.

Reacties

Troostrijk vind ik dat echte leiders onderzoeken wat er speelt en openstaan voor directe feedback.  Ben ik nu ook een echte leider…… Ik lees graag of je de inzichten van Manfred herkent en wat je van mijn leiderschap vindt!

Michael Stamatiou

Groot onderwerp zoekt persoonlijke aandacht

Maatschappelijk is er steeds meer aandacht voor duurzaamheid  in onze productie- en dienstverlenende processen. Dus ook voor duurzame inzetbaarheid van medewerkers; er is onlangs zelfs een bijzondere leerstoel voor ingesteld aan de Universiteit van Brabant. Wat levert deze brede aandacht nu in de alledaagse werkelijkheid op?

Onder duurzame inzetbaarheid wordt verstaan “dat werknemers in hun arbeidsleven doorlopend zowel over daadwerkelijk realiseerbare mogelijkheden alsmede over de voorwaarden beschikken om in hun huidig en toekomstig werk met behoud van gezondheid en welzijn te (blijven) functioneren”, aldus professor Van der Klink.  Dat is een hele en complexe mondvol en vraagt om een lange adem.

Gemengde gevoelens

Ik heb als trainer en adviseur bij WvO van waarde het geluk dat ik samen met de OR in diverse grote en middelgrote arbeidsorganisaties in de bedrijfskeuken kan kijken.  Dat levert gemengde gevoelens op als het gaat over de strategieën die gevolgd worden om dit thema te implementeren.

Positief is de oprechte aandacht voor en worsteling met het onderwerp, zowel de directie als de ondernemingsraden onderkennen de problematiek.  Het is duidelijk dat er IETS moet gebeuren en met die aandacht verspreidt het zich als een olievlek door ondernemend Nederland.  Het staat al in vele bedrijven op de agenda of het komt nog op jullie bedrijfsagenda te staan, dus ook in de OV.  En zijn er successen te vieren…… Ik heb vele initiatieven, financiële prikkels  en beleidsdocumenten gezien maar eerlijk gezegd slechts een paar successen.

Oude strategie

Waar het onderwerp aansluit op de veranderende manier van werken waarbij  de combinatie tussen werk en levensfasen centraal staat,  is de strategie nog veelal behoudend. Bedrijven trekken een lade open met beleid, een kast vol instrumenten en maken natuurlijk  collectieve afspraken met  financiële budgetten (soms per medewerker per jaar)  en zoeken oplossingen in de structuur.

Dilemma’s bij de invoering

Met wie deel ik mijn persoonlijke vraagstukken en is dat veilig

Uit eigen onderzoek bij één van de klanten van WvO van waarde is gebleken dat juist dit onderwerp zich leent voor een andere aanpak. Duurzame inzetbaarheid is een persoonlijk thema dat sterk raakt aan de eigen leef- en werkomstandigheden.  Persoonlijke aandacht wordt in deze bijzonder op prijs gesteld.  De OR-leden die de enquete uitvoerden stonden zelf ook versteld van het positieve effect van de  individuele en  gestructureerde  gesprekken.  Eén uitkomst was dat collega’s het  als lastig ervaren om persoonlijke vraagstukken rond welzijn en gezondheid in het werk te bespreken met de direct leidinggevende. Immers diezelfde persoon bepaalt ook op andere momenten of jij al dan niet een uitdagende klus mag doen! Dit vraagt om investeringen in de lijn.

Bedrijfsbreed of juist on site

Grote ‘top-down’- projecten ontberen daadwerkelijke betrokkenheid en steun op site-niveau. In onze ervaring werkt het juist ‘bottom-up’ daarin is ruimte voor eigen  site-cultuur en “ways of working” en kunnen kwalitatief sterke projecten op die wijze gerealiseerd

worden.

Collectieve regelingen of individueel maatwerk

In onze samenleving is er veel aandacht voor gelijke en eerlijke verdeling van aandacht en middelen. Dat is een groot goed, tegelijkertijd blijkt uit onderzoek dat de behoeften van werknemers rond welzijn en gezondheid per levensfase verschillen. Hoe kun je daar goed op inspelen in het bedrijfsbeleid rond duurzame inzetbaarheid.

Agendasetting door de OR

Wat kun je doen als ondernemingsraad als duurzame inzetbaarheid op de agenda verschijnt of verschenen is. De strategie van Wvo van waarde is eenvoudig en vaak doeltreffend: ga in gesprek met je achterban.  De OR heeft een belangrijke taak in de vertegenwoordiging van de werknemers. Ik ben een groot voorstander van actieve vertegenwoordiging, dus niet als een directie op afstand met communiqués en digitale media, nee zoek de collega’s gericht en persoonlijk op.  Richt je op een bedrijfsonderdeel of  een site en houd een gestructureerd interview over dit onderwerp en de onderliggende wensen en zorgen. Bespreek dit onderling en rapporteer hierover aan de directie en start dan (opnieuw) de discussie over het onderwerp.

© 2024 Blog van waarde

Thema door Anders NorénOmhoog ↑